Inhoud nieuwsbrief december 2019
- Voorlichtingscampagne WAB / overzicht van de belangrijke punten
- Herziening leidraad casemanagement bedrijfsartsen
- Herbeoordeling ook net voor einde wachttijd mogelijk
- Participatiewet
- Kanker en no-riskpolis
- Te kort aan bedrijfsartsen vraagt stevige aanpak
- IOAW verlengd met vier jaar
- Uitkomsten experiment no-riskpolis
Voorlichtingscampagne Rijksoverheid over de Wab
Op 1 januari 2020 gaat de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) in. Daardoor kunnen de rechten en plichten van iedere werkgever en werknemer in Nederland veranderen. Voor werkgevers is er een zogenaamde ‘Wab-checklist’. Die bevat actiepunten waarvan het verstandig is om die vóór 1 januari al langs te lopen.
Onderstaand deze Wab-checklist.
Vast contract: lage WW-premie, flexibel contract: hoge WW-premie
Als werkgever betaalt u vanaf 1 januari 2020 een lage WW-premie voor werknemers in vaste dienst. Voor werknemers met een flexibel contract betaalt u een hoge WW-premie. U moet in de loonaangifte de juiste WW-premie afdragen.
Oproepkrachten: aanbod voor vaste uren na 12 maanden
Vanaf 1 januari moet u oproepkrachten die u langer dan 12 maanden in dienst heeft, een aanbod doen voor een vast aantal uren.
Payrollwerkgevers: arbeidsvoorwaarden worden gelijk
Als payrollwerkgever moet u zorgen dat uw payrollwerknemers vanaf 1 januari dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgen als medewerkers die werken bij het bedrijf waar uw payrollwerknemer werkt.
Payrollwerknemer: dezelfde rechtspositie en arbeidsvoorwaarden
Vanaf 1 januari krijgen payrollmedewerkers minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als medewerkers die werken bij het bedrijf waar zij gedetacheerd zijn. Huurt u medewerkers in via een uitzend- of payrollbedrijf? Dan moet u dat bedrijf informeren over welke arbeidsvoorwaarden u heeft voor uw eigen medewerkers.
Transitievergoeding vanaf de 1e werkdag
Vanaf 1 januari moet u bij een ontslag of het niet verlengen van een tijdelijk contract een transitievergoeding betalen. Het maakt dan niet meer uit hoe lang de arbeidsovereenkomst heeft geduurd.
Bron: Nieuwsbrief Monique van de Graaf / externe bron: www.rijksoverheid.nl/wab
Herziening leidraad casemanagement bedrijfsartsen
De herziene leidraad casemanagement biedt bedrijfsartsen een handreiking hoe zij, ook na het ingaan van de AVG, de samenwerking met casemanagers vorm kunnengeven. Daarbij wordt duidelijkheid geboden over wat wel en niet kan en mag in de uitwisseling van informatie binnen de bestaande juridische kaders. Door hier rekening mee te houden kunnen partijen onderling goede (werk)afspraken maken.
Dat is nodig, omdat het in de dagelijkse praktijk regelmatig voorkomt dat werknemers en bedrijfsartsen tijdens een periode van ziekteverzuim te maken krijgen met ‘casemanagers’ die optreden als tussenpersoon tussen werkgever en bedrijfsarts. Werkgevers schakelen vaak een casemanager in met een al dan niet (para)medische achtergrond. Een bedrijfsarts die in zijn of haar werk te maken heeft met een vorm van casemanagement zal zich steeds bewust moeten zijn van mogelijke rolonduidelijkheid voor werknemers en de consequenties daarvan, met name wanneer het gaat om het prijsgeven van informatie aan de werkgever.
Bron: Nieuwsbrief Monique van de Graaf / externe bron: Leidraad casemanagement bij ziekteverzuimbegeleiding
Herbeoordeling ook net voor einde wachttijd mogelijk
De arbeidsdeskundige van UWV heeft net voor einde van de wachttijd een herbeoordeling gedaan in het kader van verbetering belastbaarheid tweede ziektejaar. Dit betekent concreet dat de werknemer twee weken voor einde wachttijd zijn ZW-uitkering verliest. Ook de WIAaanvraag wordt afgewezen omdat de wachttijd niet is volbracht. Dit betekent dat de noriskpolis evenmin van toepassing is.
Betrokkene tekent hiertegen bezwaar aan en gaat bij een afwijzende beslissing in beroep. De bestuursrechter Utrecht bepaalt dat UWV altijd bevoegd is om in het kader van de Ziektewet een herbeoordeling te doen, ook vlak voor het einde van de wachttijd voor de WIA. De wetgever heeft er niet voor gekozen om die bevoegdheid te beperken, door bijvoorbeeld te bepalen dat een ZW-beoordeling niet meer aan de orde kan zijn op het moment dat een WIA-uitkering op het daartoe door de wet voorgeschreven moment is aangevraagd. Dit leidt er in dit soort zaken toe dat helemaal aan het einde van de wachttijd alsnog het recht op een ZW-uitkering kan eindigen, waardoor de wachttijd niet wordt volgemaakt en er niet tot een WIA-beoordeling wordt gekomen. Als de wetgever dit ongewenst vindt, dan is het aan hem om dit ongedaan te maken. De rechter kaatst de bal dus terug naar de wetgever. Benieuwd of dit zal worden opgepakt.
Bron: Nieuwsbrief Monique van de Graaf / Externe bron: Rb. Utrecht 26 september 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:4605
Participatiewet
Is de Participatiewet te redden? De Participatiewet is mislukt.
Dat is de publiek getrokken conclusie uit een evaluatierapport van het Sociaal Cultureel Planbureau. De werkelijkheid is genuanceerder. Dat neemt niet weg dat de resultaten van de wet zéér mager zijn.
Kanker en no-riskpolis
Belangwekkende informatie over werkhervatting: Kanker is een ernstige, levensbedreigende ziekte. Door de ontwikkeling van de medische wetenschap is het voor zeg maar mensen in de beroepsbevolking (<65 jr) veelal een chronische aandoening. De strijd tegen kanker is voor mensen loodzwaar, belast hun omgeving. De uitkomst is nogal eens dat de patiënt herstelt maar werkloos is geraakt. Bedrijfsartsconsulenten oncologie, gespecialiseerd in kanker en werk, helpen uitval voorkomen, steunen re-integratie. Werkgevers kunnen het hunne doen.
Onderzoek
Al enkele jaren ijvert D66-Kamerlid Steven van Weyenberg voor inzet van de no-riskpolis voor (gewezen) werknemers die kanker hebben (gehad). Onderzoek daartoe werd hem al toegezegd door toenmalig minister Asscher. Het bleek vanwege de medische geheimhouding onmogelijk specifiek mensen met kanker te selecteren, dus werd de aanpak verbreed. Eind oktober verscheen het onderzoek, in een UWV Kennisverslag, over een gedaan experiment: 2.500 ziektewet-gerechtigden zónder werkgever (vangnetters) kregen al na één jaar ziekte een no-riskpolis toegewezen, per brief kort na de uitslag van de eerstejaars Ziektewet-beoordeling. UWV vergeleek hen met een even grote controlegroep. Dit alles in de periode van een jaar voor tot een jaar na die beoordeling. De uitkomst bevestigt eerder onderzoek. Er bleek nauwelijks verschil in werkhervatting tussen de twee groepen.
Bureau De Beleidsonderzoekers enquêteerde de experimentgroep: van deze heeft 9% de no-riskpolis vermeld bij een sollicitatie. Sommigen verwachtten daardoor een grotere kans om aangenomen te worden. Anderen meldden het vanuit hun persoonlijke schuldgevoel over mogelijke toekomstige uitval of lagere productiviteit.
Werkhervatting kankerpatiënten
Achteraf bleek het wel mogelijk diagnoses toe te voegen, door registratiebestanden te koppelen. Door samenvoeging van experiment- en controlegroep was de werkhervatting van mensen met kanker te vergelijken met overige diagnoses. Mensen met kanker bleken significant vaker (bij 35-minners) of even vaak (bij 35-plussers) het werk te hervatten dan anderen. Bij de WIA-claim geven niet de diagnoses de doorslag, maar de functionele mogelijkheden en beperkingen. De onderzoekers: “We concluderen dat – als er voldoende resterende verdiencapaciteit is (Ziektewet 35-min) – mensen met kanker licht in het voordeel zijn op de arbeidsmarkt.”
Verbetermaatregelen
Minister Koolmees informeerde de Kamer over de consequenties die hij verbindt aan het onderzoek. Hij wil geen vervroegde toekenning van de huidige no-riskpolis, wel onderzoek naar een mogelijke verruiming van de doelgroep, naar toetreders tot de arbeidsmarkt met belemmeringen vanwege een chronische aandoening. Het UWV Kennisverslag heeft, anders dan gebruikelijk, een paragraaf met lopende verbetermaatregelen. “Zo krijgen 35-minners WIA en WIA-gerechtigden straks enige tijd na de claimbeslissing een aparte brief om ze te herinneren aan de no-riskpolis.” Ze wijzen ook op www.financieelcv.nl , de regelhulp of er voor een werknemer financiële regelingen zijn met de hoogte van het voordeel voor de werkgever. De UWV-communicatie naar werkgevers wordt uitgebreid, er komt ook een reclamecampagne voor werknemers. Bron: KOM / nieuwsbrief 20-12-19
Lees meer hierover via UWV en Koolmees
Tekort bedrijfsartsen vraagt stevige aanpak
Rapport Capaciteitsorgaan betekent forse opgave. Het nieuwe Capaciteitsplan met instroomadviezen bedrijfsgeneeskunde voor de periode 2021-2024 is uit: er moeten zo’n 250 artsen instromen in de vervolgopleiding tot bedrijfsarts voor continuïteit van de bedrijfsgeneeskundige zorg. Een verdubbeling ten opzichte van de eerdere raming.
Voor de komst van meer verzekeringsartsen zijn er tientallen miljoenen beschikbaar, voor bedrijfsartsen is het 0,1 miljoen. Wat deed de sector tot nu, wat gaan we doen?
De campagne “Bedrijfsarts worden, het betere werk” is gefinancierd door OVAL, KoM, NSPOH, NVAB, SZW. Mede hierdoor is de instroom de afgelopen twee jaren gegroeid, momenteel ligt die rond de 100 per jaar.
Grote inspanningen zijn nodig voor werven van nieuwe AIOSsen. De campagne richtte zich tot nu op studenten geneeskunde, basisartsen en zij-instromers. Om de instroom verder te verbeteren is het belangrijk dat het vak bekend wordt onder scholieren, zodat zij die passen bij het gevraagde profiel instromen in de vooropleiding en doorstromen naar de bedrijfsgeneeskundige vervolgopleiding. Ook zijn wij voorstander van het aanpassen van de selectieprocedures van de universiteiten. Zodat bij het selecteren een goede match wordt gemaakt tussen de profielen en interesses van de studenten én de procentuele verdeling van toekomstige specialisten die nodig zijn voor de sociale geneeskunde of de curatieve sector. Een goed sociaal geneeskundige is geïnteresseerd in de mens als geheel en signaleert en bestrijdt de risico’s voor de gezondheid, in bijvoorbeeld het werk en het gedrag van de mens.
Voor wat betreft de veranderingen in de opleidingen maakt de Kwaliteitstafel goede vorderingen en worden de contouren van de nodige situatie steeds scherper. Sinds kort loopt het onderzoek voor structurele financiering voor het kwaliteitsbeleid (uitgevoerd door onder andere het NIVEL), waarmee de verwachting is dat ook oplossingen voor de financiering van de voorstellen van de kwaliteitstafel realiteit wordt. In de nabije toekomst hopen wij u hier meer over te kunnen berichten.
Er is meer nodig
De arbosector mag trots zijn op wat ze vooral op eigen kracht bereikt heeft voor méér bedrijfsartsen. Tegelijk moeten we constateren dat ‘de markt’, de sector zelf niet kan voorzien in de opgave die het Capaciteitsorgaan nu stelt. Goede arbeidsgeneeskundige inzet helpt duurzame inzetbaarheid, voorkomt instroom in de WIA. Dat wordt nu bedreigd. Ten koste dus van verslechteringen in arbeidsgerelateerde zorg en uiteindelijk grote lasten voor de gemeenschap. Om dat te voorkómen moet de overheid een flinke financiële impuls geven. De KoM gaat eraan trekken met anderen!
Bron: KOM Nieuwsbrief 20-12-19 / Madelijn de Kleine & Capaciteitsorgaan
IOW verlengd met vier jaar
De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) wordt verlengd met vier jaar. Werknemers vanaf 60 jaar en 4 maanden die werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden, kunnen ook de komende jaren aanspraak maken op een IOW-uitkering. Dat staat in een wetsvoorstel dat minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het wetsvoorstel moet op 1 januari 2020 in gaan.
De IOW biedt een tijdelijk vangnet aan oudere werklozen van wie de WW- of WGA-uitkering is afgelopen en die nog geen recht hebben op een AOW-uitkering. Als zij aanspraak willen maken op de bijstand, moeten ze vaak eerst hun eigen vermogen of dat van hun partner ‘opeten’. Om dat te voorkomen, hebben zij recht op een IOW-uitkering op sociaal minimumniveau totdat zij de AOW-leeftijd bereiken. Als resultaat van een toezegging aan het Kamerlid Stoffer zal de toetredingsleeftijd niet meegroeien met de pensioenleeftijd, zoals afgesproken in het regeerakkoord, maar worden vastgelegd op 60 jaar en 4 maanden. Dat is de toetredingsleeftijd bij instroom in de WW of WGA. Het wetsvoorstel voorziet in overgangsrecht voor personen van 60 jaar of ouder die voor 1 januari 2020 zijn ingestroomd in de WW of voor wie het recht op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voor die tijd is ontstaan. Het overgangsrecht is zodanig vormgegeven dat de personen die vóór de inwerkingtreding van deze wet 60 jaar of ouder, maar nog geen 60 jaar en 4 maanden of ouder zijn, ook na 1 januari 2020 recht hebben op een IOW-uitkering.
Bron: Nieuwsbrief Monique van de Graaf, externe bron: Ministerie van SZW 1 oktober 2019
Uitkomsten experiment vervroegde inzet no-riskpolis en verkenning naar uitbreiding no-riskpolis
Minister Koolmees heeft in de van 4 juli 2019 aan de Tweede Kamer aangegeven na de zomer de Tweede Kamer de toegezegde brief over de Ziektewet te sturen. Met de brief van 29 oktober 2019 informeert de minister de Tweede Kamer over de effecten van het ‘experiment vervroegde inzet no-risk polis Ziektewet’ en de conclusies die hij daaruit trekt.
In 2017 is een experiment gestart met de vervroegde inzet van de no-riskpolis in de Ziektewet (hierna: ZW). De veronderstelling was dat een no-riskpolis het voor werkgevers makkelijker zou maken om iemand met gezondheidsbeperkingen aan te nemen. Normaal gesproken krijgen mensen na de aanvraag van een WIA-uitkering, dus na twee jaar ziekte, recht op een no-riskpolis. Het ontstaan van dit recht werd met het experiment één jaar vervroegd: alle ZW-gerechtigden die minstens één jaar ziek waren en voor wie UWV een eerstejaars ziektewetbeoordeling (hierna: EZWb) verrichte, kregen recht op een no-riskpolis. De 5.000 deelnemers aan het experiment werden door loting verdeeld over de twee experimentgroepen die na de EZWb een no-riskpolis toegewezen kregen (35-minners en ZW-gerechtigden) en twee controlegroepen die geen recht hadden op een vervroegde noriskpolis (eveneens 35-minners en ZW-gerechtigden). Aan het experiment deden niet alleen mensen mee die kanker hebben of hebben gehad. De mensen in de experimentgroepen ontvingen een brief van UWV waarin stond dat de no-riskpolis op hen van toepassing was. Minister Koolmees concludeert op basis van het experiment het volgende: − Uit onderzoek naar de resultaten van het experiment met de vervroegde inzet van de no-riskpolis blijkt dat mensen met een vervroegde no-riskpolis niet vaker en ook niet duurzamer aan het werk komen dan mensen zonder deze no-riskpolis. − Ook blijkt dat slechts 9% van de mensen uit de experimentgroep voldeed aan alle condities om de vervroegde no-riskpolis effectief te kunnen laten zijn. Het gaat om de volgende condities: zij moeten op zoek zijn naar werk, in contact komen met werkgevers, op de hoogte zijn van het recht op de no-riskpolis en tot slot bereid zijn om de no-riskpols te noemen bij een sollicitatiegesprek. − Ik heb op basis van deze resultaten besloten om niet tot vervroegde toekenning van de no-riskpolis over te gaan.
Bron: Nieuwsbrief Monique van de Graaf en externe bron: kamerbrief over de no-riskpolis