De haperende no-riskpolis

Nederland is (niet meer) ziek

De gedachte achter onze huidige wetgeving is dat financiële prikkels werkgevers en werknemers stimuleren om ziekteverzuim te beheersen of – nog beter – te voorkomen. Na het echec van de WAO, de voorganger van de Wet WIA, met destijds bijna één miljoen uitkeringen op nog geen vijf miljoen arbeidsplaatsen, moest het roer definitief om. “Nederland is ziek” aldus de toenmalige premier Ruud Lubbers in 1990. De goudgerande WAO bleek onhoudbaar en leidde uiteindelijk tot nieuwe wetgeving met onder meer zeer forse financiële prikkels voor werkgevers en werknemers. Wetgeving zoals we die nu kennen.

Twee jaar lang loon doorbetalen bij verzuim van de werknemer is zo’n prikkel. Ik ken geen land in Europa met wetgeving die ook maar in de buurt komt van zulke hoge financiële lasten voor werkgevers. Maar toegegeven, het gemiddelde verzuim in Nederland dat al vele jaren rond de 4% schommelt (2018: 4.3%) is substantieel lager dan destijds. De keerzijde is dat deze financiële risico’s de kansen verkleint van mensen met een gezondheidsprobleem om aan de slag te komen. Of anders gezegd, hoe realistisch is het om van een werkgever te verlangen mensen aan te nemen met een (verondersteld) hoger verzuimrisico. De no-riskpolis biedt gelukkig uitkomst! De doelgroep voor wie de no-riskpolis van toepassing is, is te vinden in artikel 29b ZW.

Het (onder)gebruik van de no-riskpolis

Ook al worden niet alle risico’s uitgesloten (re-integratiekosten zijn bijvoorbeeld wel voor rekening van de werkgever), het gaat wel om veel geld. Bij een modaal loon is de compensatie over twee jaar gerekend al snel meer dan € 60.000. Dat laten werkgevers niet zomaar liggen. Of toch wel?

Onlangs las ik in een krantenartikel dat het gebruik van de no-riskpolis voor de doelgroep die onder de Participatiewet valt verrassend hoog is. Maar geldt dat ook voor iedereen voor wie de no-riskpolis van toepassing is? De SER verzocht UWV enige tijd geleden daar onderzoek naar te doen en dat deed UWV ook. Met de polis-administratie beschikt UWV over een enorme databank met daarin de gegevens van werkenden die tot de doelgroep behoren en het aantal claims dat wordt ingediend voor deze werkenden. UWV deed onderzoek naar de werkenden met een Wajong-, een WAO- of een WGA-uitkering en mensen die bij einde wachttijd < 35% arbeidsongeschikt waren, de ‘35-minners’. Uitgaande van het ervaringscijfer van een gemiddelde verzuimfrequentie van één ziekmelding per jaar leidde dat tot de volgende resultaten.

Verwachte claims Werkelijke claims Ondergebruik in %
WAJONG’ers 34.900 22.000 37%
WAO-ers 17.600 3.100 83%
WGA’ers 17.700 9.100 49%
WIA < 35% arbeidsongeschikt 23.400 3.300 86%
Totaal 93.600 37.500 60%

De oorzaak

UWV heeft geen sluitende verklaring maar veronderstelt dat het kan komen door de onbekendheid van werkgevers met deze voorziening. Ook denkt UWV dat werkgevers mogelijk geen ziekteaangifte doen als het verzuim niet lang duurt en/of de kosten niet tegen de baten opwegen. Het zou allemaal kunnen, maar ik geloof er niet zo in. De werkelijke oorzaak zit m.i. in een weeffout in de regeling. De no-riskpolis is dan weliswaar bedoeld om werkgevers over de streep te trekken en mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen of in dienst te houden, maar het is een wettelijk recht van de werknemer. De werknemer als rechthebbende heeft geen of hooguit een beperkt belang (bijvoorbeeld bij zijn sollicitatie). De werkgever mag bovendien de eerste twee maanden van het dienstverband niet naar de no-riskpolis vragen (artikel 38 lid b, ZW) en daarna moet hij afgaan op de informatie van de werknemer. Of – als die het niet weet – informatie vragen aan UWV. Maar alleen met schriftelijke toestemming van de werknemer en tegen betaling van € 25 per verzoek! Mijn ervaring is dat de meeste werknemers geen of nauwelijks idee hebben wat de no-riskpolis inhoudt, laat staan of deze op hen van toepassing is. Om privacy-redenen mag de werkgever ook niet weten om welke reden de no-riskpolis van toepassing is. Hoe hoog kun je de drempel leggen? Alsof een winkelier korting aanbiedt maar pas na de aankoop wil zeggen om welke artikelen het gaat.

De oplossing

Terug naar het bericht dat de no-riskpolis goed werkt voor de doelgroep die onder de Participatiewet valt. Dat is vrijwel dezelfde doelgroep die onder de ‘Wet Banenafspraak en quotumheffing arbeidsbeperkten’ valt. En juist voor die doelgroep kunnen werkgevers in het doelgroepregister precies zien wie dat zijn. Zou dit register worden uitgebreid voor de andere doelgroepen die onder de no-riskpolis vallen dan is het probleem opgelost. De politiek is aan zet, de interesse is helaas tot nu toe gering.

Voor werkgevers is het ingewikkelde materie. Daarom kunnen juist casemanagers en arbeidsdeskundigen een belangrijke rol spelen door alert te zijn op de mogelijke toepassing van de no-riskpolis en werknemers en werkgevers goed te informeren en optimaal te ondersteunen. Op die manier kan een stagnerende re-integratie worden vlot getrokken en worden de kansen op werkhervatting of behoud van werk vergroot. En als er contacten zijn met vertegenwoordigers van de overheid, UWV of van sociale partners: spreek ze hierop aan. Het kan en mag niet zo zijn dat mensen met een arbeidsbeperking de dupe worden van de vele financiële consequenties en drempels in de huidige wetgeving. Voorkomen moet worden dat werkgevers om deze redenen meer en meer zoeken naar andere oplossingen, zoals flex-contracten en inhuur van (schijn-)zzp’ers.

……… Oud-topambtenaar Hans Borstlap presenteerde 23 januari jl. namens zijn commissierapport  ‘In wat voor land willen wij werken?’ en refereerde bij die gelegenheid nog maar eens aan de uitspraak van Ruud Lubbers met de opmerking: “Nederland is nog steeds ziek”. Hij doelde daarbij onder meer op de sterk toegenomen flexibiliteit op de arbeidsmarkt en de kloof tussen vast en flex. Het roer moet opnieuw om. De geschiedenis herhaalt zich niet altijd precies hetzelfde, maar het rijmt wel…..

Met dank aan Jaco Coster. Jaco Coster is zelfstandig consultant en schrijver van het boek ‘Als de werknemer verzuimt’